-
Door
Frans van den Nieuwenhof
In Memoriam
Zonder noemenswaardig gevoel voor de bal werd Leo Beenhakker een voetbaldier pur sang. Een selfmade man die de tachtig jaren van zijn leven vormgaf in de meest kleurrijke tinten. Don Leo is niet meer, net zomin als het type trainer dat hij was. Lullen en poetsen. Voor de laatste keer.
Het was al iets na twaalven en de nacht deed zijn opzwepende werk. De discotheken stroomden langzaam vol en wie dacht dat de restaurants weldra zouden gaan sluiten, rekende buiten de waard. Zo ook in de luxe eetgelegenheid, waar Leo Beenhakker met veel bravoure binnenstapte. Real Madrid had anderhalf uur eerder in de Spaanse bekerfinale professioneel afgerekend met stadgenoot Atlético en Leo van de Urkersingel in Rotterdam begon zin te krijgen in een lekker stukje vis. Met vooraf wat lokale tapas. Liefst een hele tafel vol.
We gleden naar binnen en voelden de teleurstelling opborrelen, want op deze avond in mei 1992 waren alle tafels bezet en niemand leek van plan om snel de rekening te vragen. Leo uit Charlois wist precies wat hij wilde en maakte een kort gebaar, dat wilde zeggen: Geen zorgen. Komt goed. En ja, daar was eigenaar Luís al, die na een innige omhelzing met de voetbaltrainer voorging naar een deur waarachter een enorme zaal schuil bleek te gaan.
‘Daar sta je dan’, evalueert hij. ‘Rood op de bank, twee kleine kinderen, een huurhuis in Gorssel en zonder werk’
Daar trakteerde Beenhakker de kleine equipe van Voetbal International op de delicatessen van de Madrileense keuken en heerlijke anekdotes. Hij streek zijn grijs-geel-blonde haren nog eens naar achteren en maakte grapjes in ogenschijnlijk accentloos Spaans. Sommigen noemden hem een bluffer, anderen bewonderden zijn flair, maar waar ter wereld Beenhakker ook figureren zou, overal omringde hij zijn omgeving met warmte en een goed verhaal.
Je kon aan Beenhakker onmogelijk een hekel krijgen, ook al was hij nooit bescheiden.
Over zijn voetballoopbaan bij de Rotterdamse amateurclubs Tediro, Xerxes en Zwart-Wit ’28 valt weinig te vertellen, behalve misschien dat hij slechts incidenteel in het eerste elftal speelde. Beenhakker had andere dromen. Nadat hij in 1962 met eigen ogen de Europese finale tussen Real Madrid en Benfica had aanschouwd, wist hij één ding zeker: Dit is mijn wereld, hier wil ik bij horen. In zijn eigen woorden: ‘Deze droom gaat niemand mij afnemen, al moet de onderste steen boven komen.’
Hij ging naar het CIOS in de vaste overtuiging een voetbaltrainer te kunnen worden. Zijn moeder vond het een riskante stap, Leo was enig kind. De kostwinnaar was op 39-jarige leeftijd overleden aan leukemie. ‘Een totale ommekeer in mijn leven’, noemde Beenhakker dat later. ‘Mijn moeder en ik hadden het ronduit arm. We leefden van de sociale steun. Zij moest iedere maand in de rij gaan staan om haar geld te halen.’

Voetbaldroom
Leo krijgt het niet cadeau in het leven. Hij vindt een baantje in de elektrotechniek, traint een handbalclub in Haarlem en verzorgt conditietrainingen voor de zeilbond. Als Jaap van der Leck hem aanbeveelt bij amateurclub Epe, hapt Beenhakker direct toe. ‘Dat was de kans van mijn leven’, wist hij. Beenhakker regelt nog wat bijbaantjes: bij een honkbalclub, in een sportzaak en op de Lagere Landbouwschool. ‘Daardoor kon ik me keurig redden.’
Zijn voetbaldroom kent een valse start, want Epe degradeert naar de Tweede Klasse. Van Joop Brand krijgt Beenhakker te horen dat Go Ahead nog een masseur zoekt die ook als tweede trainer kan werken. Rooie Leo pakt zijn brommer en rijdt naar Deventer om ook dit baantje op te eisen. Hij is nu 24 jaar en komt bij Go Ahead in aanraking met (aanstaande) topvoetballers als Nico van Zoghel, Dick Schneider, Henk Warnas, Gerard Somer, Pleun Strik, André van der Ley, Wietze Veenstra, Peter Ressel en Oeki Hoekema.
Zijn nieuwe leermeester is dr. Frantisek Fadrhonc, de vaderlijke coach van het team. Met zijn steun bemachtigt Beenhakker het hoogste trainersdiploma. In het blad De Oefenmeester ziet hij een vacature staan bij SC Veendam. Nu springt Beenhakker in de trein en komt hij terug met een keurig contract, dat hem jaarlijks twaalfduizend gulden oplevert.
‘Mijn wereld stortte in. Ik dacht dat mijn carrière kapot was. Ik was helemaal de weg kwijt. Ik durfde niet meer onder de mensen, omdat ik me schaamde’
Hij gaat wonen en werken in een landstreek die hem net zo vreemd overkomt als later Saoedi-Arabië of Trinidad & Tobago. Of zoals zijn collega Cor van der Gijp het uitdrukt: ‘Ze zijn hier allemaal blank, maar je verstaat ze niet.’ Met Veendam en later SC Cambuur ontstijgt Beenhakker de marge van het betaalde voetbal niet. In maart 1976 wordt hij ontslagen door Go Ahead Eagles en heeft hij er tien zware, louterende jaren op zitten. ‘Mijn wereld stortte in. Ik dacht dat mijn carrière kapot was. Ik was helemaal de weg kwijt. Ik durfde niet meer onder de mensen, omdat ik me schaamde. Je geeft iedereen de schuld, maar toen ik voor het eerst mezelf ging analyseren, realiseerde ik me dat ik zelf ook beslissende fouten had gemaakt. Dan kom je tot de conclusie dat je zelf een grote klootzak bent.’
‘Daar sta je dan’, evalueert hij. ‘Rood op de bank, twee kleine kinderen, een huurhuis in Gorssel en zonder werk.’
Ziel en zaligheid
Maar hij richt zich op: ‘Maar dit was mijn obsessie. Vanaf het begin. Ik wilde, ik zou en ik moest voetbaltrainer worden. Ik ben ervoor gegaan en heb het waargemaakt. Als ik fouten heb gemaakt, was dat met ziel en zaligheid en vol overtuiging. En daarvoor heb ik ook altijd de verantwoordelijkheid genomen.’
Wat Beenhakker heel erg goed kan, is zijn liefde voor Feyenoord uitventen. Zijn angst om nooit meer aan de bak te komen, verdwijnt op slag als manager Guus Brox hem belt om jeugdtrainer bij Feyenoord te worden. ‘Hij zei: “Kom maar weer naar huis jongen”. Zo voelde ik dat zelf ook.’ Het zal niet de laatste keer zijn.
Brox geeft hem zijn gevoel voor eigenwaarde terug, zoals Beenhakker het zelf uitdrukt. Hij krijgt op Varkenoord de jonge talenten Joop Hiele, Sjaak Troost, Mario Been, Carlo de Leeuw en Henk Duut onder zijn hoede. Als Brox vertrekt en Feyenoord twee jaar later besluit om manager Peter Stephan los te weken bij Go Ahead Eagles, ervaart Beenhakker hele vervelende visioenen over zijn vroegere baas. Hij laat Feyenoord voor wat het is en maakt de gevoelige overstap naar Ajax, ook niet voor het laatst in zijn leven.

In Amsterdam heeft Beenhakker het geluk dat hoofdtrainer Cor Brom in september 1979 wordt ontslagen. Voorzitter Ton Harmsen vraagt hem om diens functie over te nemen. ‘Ik was er klaar voor’, aldus Beenhakker. Van het verwachtingspatroon bij Ajax is hij naar eigen zeggen niet onder de indruk. ‘Het deed me gelukkig niks meer.’
Hij geeft alles wat hij in zich heeft. ‘Ik heb boeken gevreten, mezelf zeven slagen in de rondte gewerkt, andere trainers bezocht en ik had geleerd met jonge mensen te werken. Je moet niet alleen anticiperen op hun grilligheid, je moet ook een baken zijn voor ze. Veiligheid bieden. Warmte. Ik heb altijd gezegd: Je privéleven, je sociale leven, je religieuze leven, dat is van jou. Maar je voetballeven, dat geef je aan mij. Besef jij hoeveel jonge kinderen in de jeugd van Feyenoord of Ajax nog een beschermd en warm gezinsleven hebben? Hoeveel er uit een traditioneel niet-gebroken gezin komen? Dat zijn er heel erg weinig, kan ik je vertellen. De club moet die veilige basis bieden.’
‘Ik ben een mensenmens. Als je me nu vraagt wat ik het meeste mis, is het dat gekloot met die gasten. Gewoon, dat gekloot’
Voor Beenhakker maakt het ogenschijnlijk geen verschil of hij semiprofs uit Veendam, tieners uit Rotterdam of gelouterde vedetten uit Amsterdam rond zich heeft lopen. Ajax had het seizoen daarvoor de dubbel gewonnen en voor minder zou de club het ook nu niet graag doen. Piet Schrijvers, Ruud Krol, Søren Lerby, Frank Arnesen, Tscheu la Ling en Simon Tahamata geven de ploeg een bravoure mee, waaraan Beenhakker zich graag spiegelt. Hij gaat erin mee en voegt nog een portie bluf toe.
Ajax wordt in 1980 opnieuw kampioen en de onervaren Beenhakker leidt zijn team zelfs naar de halve finale van het Europa Cup I-toernooi, waarin Nottingham Forest net iets sterker is. Beenhakker weet van het altijd lastige Ajax een eenheid te maken en krijgt het voor elkaar dat al die (later) zo gelauwerde vedetten – zoals ook Frank Rijkaard, Wim Kieft en Gerald Vanenburg – nooit een verkeerd woord over hem naar buiten brachten.
Adem om te leven
Met veel oud-spelers bouwt hij een band voor het leven op. In zijn biografie, geschreven door Bert Nederlof, zegt Beenhakker: ‘Er gebeurt wat met je als je die mensen tegenkomt. Daarin heb ik een sterk ontwikkeld gevoel. Het is mijn adem om te leven.’
In VI vertelt hij na zijn actieve loopbaan: ‘Het belangrijkste in dit vak is toch de omgang met die spelers. Ik noem dat altijd maar situatief coachen. Iets wat ik zelf ook altijd heb gedaan. Je loopt tussen die gasten door. Het ene moment geef je ze een schop onder hun reet en het andere moment leg je een arm om hun schouder of geef je ze een zoen.’
‘Ik ben een mensenmens. Als je me nu vraagt wat ik het meeste mis, is het dat gekloot met die gasten. Gewoon, dat gekloot. Dat naar die zondag toebrengen. Die uitdaging om elke keer weer de juiste benadering te vinden. Dat is een heel intensief en soms ook emotioneel proces. Ronald de Boer heeft destijds bij Ajax weleens gezegd: “Ongelofelijk hoe die Beenhakker je de wedstrijd in kan lullen”. Dat vind ik mooi.’

Beenhakker bezit een fijn gevoel voor humor en zelfspot. Hij was zijn hele leven ongekend rap van de tongriem gesneden. Eén keer valt hij pardoes stil en dat is als Johan Cruijff op 30 november 1980 van de hoofdtribune in De Meer naar de dug-out wandelt om geheel vrijblijvend zijn tactische adviezen door te geven aan de dienstdoende hoofdtrainer. Ajax wint die wedstrijd tegen FC Twente met 5-3, maar voor Beenhakker is het een pyrrusoverwinning, die hem mentaal aan het wankelen brengt. ‘Ik had Cruijff een stoot voor zijn kanis moeten geven’, zegt de welbespraakte trainer daar later over. Maar hij vertelt er ook vaak bij ‘nooit rancuneus’ te zijn geweest naar Cruijff. Een conflict met de maestro, daar had Beenhakker niet zo veel zin in.
Als Beenhakker op 10 maart 1981 na een conflict met voorzitter Ton Harmsen ontslag neemt bij Ajax, hangt later die dag plotseling ‘ene Ton Stam’ aan de lijn. Of hij per direct trainer wil worden van Real Zaragoza. ‘Is de paus katholiek?’, luidt de wedervraag. Leo spreekt geen woord Spaans, maar voelt zich geprikkeld om de club in de laatste zeven speelrondes voor degradatie te behoeden. ‘Daag een rooie nooit uit.’
Uit de rode cijfers
Wat ook helpt: Beenhakker krijgt 12.500 gulden per punt (en in die tijd dus 25 duizend gulden voor een overwinning). ‘Met een beetje mazzel komen we na zestien jaar voor het eerst uit de rode cijfers’, rekent hij zijn vrouw voor. Met ‘de pacemaker op honderd’ weet Beenhakker zijn ploeg voor degradatie te behoeden, waarna hij Real Zaragoza in drie jaar tijd naar de subtop in Spanje leidt. Ineens is hij een wereldburger, of ten minste in wording. Een aanraakbare topcoach, die de taal van het volk en de kleedkamer spreekt.
Hoewel Beenhakker verliefd is geworden op Spanje, nopen huwelijksproblemen hem terug te keren naar Nederland. Daar valt Volendam op hem en even later ook Rinus Michels. De bondscoach wordt in februari 1985 met hartklachten opgenomen in het ziekenhuis en of Beenhakker de WK-kwalificatie verder voor zijn rekening wil nemen? Het geluk laat hem nu in de steek, want Beenhakker degradeert met Volendam en Oranje mist Mexico na een schlemielige beslissingswedstrijd tegen België.
Met lood in de schoenen stapt Beenhakker het kantoor van Michels binnen en vertelt dat hij naar Madrid wil. De reactie van Michels: ‘Zo zo, wat doe je hier dan nog?’
De kritiek van de pers is genadeloos. Het Nederlands elftal barst van het talent. De hele generatie ’88 staat in bloei en de coach krijgt te horen dat hij een verkeerde tactiek heeft gehanteerd. Te weinig lef, achteruitloop-voetbal en in De Kuip de kous op de kop door een late treffer van Georges Grün. Beenhakker trekt zijn kin op en noemt het ‘allemaal geleuter achteraf, daar koop ik niks voor.’
Het is Michels die hem in bescherming neemt en zegt: ‘Beenhakkers, dat zit bij de prijs in.’
De KNVB wil aanvankelijk verder met Beenhakker, maar het beloofde contract ligt na drie toezeggingen nog steeds niet op zijn bureau. Beenhakker herinnert zich een telefoontje van voorzitter Ramón Mendoza en vraagt hem of Real Madrid nog steeds op zoek is naar een trainer. Ze ontmoeten elkaar in een kroeg in Brussel en worden het snel eens. Met lood in de schoenen stapt Beenhakker het kantoor van Michels binnen en vertelt dat hij naar Madrid wil. De reactie van Michels: ‘Zo zo, wat doe je hier dan nog?’

Zo begint Don Leo aan de meest succesvolle jaren van zijn leven. Het is alsof hij in een gespreid bedje stapt. Onder de vorige trainer Luis Molowny is Real Madrid voor het eerst sinds zes jaar weer kampioen geworden en werd ook de UEFA Cup gewonnen. Zijn eerste wedstrijd is een ‘sensationele en naadloze 1-1 tegen Las Palmas thuis’, zoals Beenhakker het beschrijft. De trainer belandt in een andere wereld, waar elke week de witte zakdoekjes getrokken kunnen worden. Maar in dit universum weet hij zich ook omringd door clublegendes als Ramón Grosso (assistent), José Pirri (teamarts) en Vicente del Bosque (hoofd opleidingen). Trouwens, ook Alfredo Di Stéfano en Francisco Gento wandelen nog weleens binnen voor een belangeloos advies.
Of Beenhakker geluk heeft gehad? ‘Ach, ik heb risico’s durven nemen en geluk dwing je af’, is zijn antwoord. Real Madrid heeft in die jaren een elftal dat vrijwel volledig uit Spaanse internationals bestaat. Naast Jorge Valdano zijn Hugo Sánchez en later Bernd Schuster de buitenlandse vedetten. Beenhakker is de architect van drie opeenvolgende landstitels en wint in zijn derde seizoen ook de Copa del Rey. Maar wat hij niet wint, is voor Mendoza ook belangrijk. Die Europa Cup voor landskampioenen, daar rust in Madrid een vloek op. Ooit ging de trofee elk jaar mee het vliegtuig in. Nu struikelt de ploeg van Beenhakker drie keer in de halve finale, over achtereenvolgens Bayern München, PSV en AC Milan. Die laatste wedstrijd eindigt in een 5-0 nederlaag.
Schuldgevoel
Beenhakker wordt gekweld door een schuldgevoel. In september 1988 is zijn moeder overleden en hij voelt een groot verdriet over het feit dat hij geen afscheid kon nemen. ‘Ik was helemaal naar de kloten’, vertelt hij later. ‘Ik heb mijn moeder tussen twee wedstrijden van Madrid door naar haar laatste rustplaats gebracht. Hoe gek kun je zijn?’ Ook jegens zijn kinderen zit Beenhakker vol zelfverwijt. Hij draagt zijn biografie aan hen op met de woorden: Voor mijn kinderen Erwin en Mariska, die mij zo veel hebben gegeven, terwijl ik hen zo veel tekort heb gedaan.
‘Van maandag tot en met vrijdag praten we. Zaterdag-zondag praat ik. Want we zijn hier wel om te winnen. En geen gelul meer. Geen waarom. Ja, daag. Rot op’
Beenhakker raakt bevangen door een gevoel van onrust. Hij wil weer naar huis. Dichter bij zijn kinderen zijn. Een echt thuis hebben. En dus tekent hij… bij Ajax.
Op zaterdag 30 juni 1989 wint Beenhakker de Copa del Rey, op maandag 2 juli leidt hij zijn eerste training in Amsterdam. Het is een elftal in opkomst, dat later onder Louis van Gaal nog vele successen zal halen. Beenhakker legt daarvoor de basis. Ajax wordt in 1990 na vijf jaar weer eens landskampioen met spelers die door hun coach ‘de patatgeneratie’ worden genoemd.
‘Met het woord patatgeneratie heb ik aangegeven, dat er iets moest worden overbrugd’, verklaart hij later. ‘Toen ik bij Ajax kwam, was er altijd wel wat. Dan had die een pijntje, dan die. Nederland is het moeilijkste land ter wereld om als trainer te werken. Vanwege die waarom-maatschappij, waar we in zitten. Op het moment dat je het veld instapt, moet je bloed in je schoenen hebben en een piranha zijn. Pijn kunnen lijden. Dat mis ik regelmatig in de Nederlandse cultuur. Je laat het zootje niet in de steek. Van maandag tot en met vrijdag praten we. Zaterdag-zondag praat ik. Want we zijn hier wel om te winnen. En geen gelul meer. Geen waarom. Ja, daag. Rot op.’
Zijn positie als trainer is per definitie kwetsbaar. ‘Het is een proces hoor, om zo ver te komen dat jouw wil wet is in de kleedkamer.’

Opnieuw Oranje
Na het ontslag van bondscoach Thijs Libregts ligt er vlak voor het WK van 1990 een vacature in Zeist. Namens de KNVB vraagt Michels aan de internationals met wie zij het eindtoernooi willen doen en de voorkeur ligt duidelijk bij Johan Cruijff. Toch gaat de eer naar Beenhakker, de protégé van Michels.
Beenhakker twijfelt en weigert aanvankelijk. Michels reageert: ‘Dan moet ik op mijn knieën naar Barcelona. Doe me dat in godsnaam niet aan.’ Beenhakker: ‘Oké, dan doe ik het. Voor jou.’ Later: ‘Ik wilde Michels niet in de steek laten.’
‘Ik ben daar een half uur uit mijn dak gegaan en ik heb gezegd, maar dan op een heel andere toon: Lieve jongens, je wil Cruijff? Zeg het maar. Ik ga naar huis’
Het WK mislukt. Na een moeizame voorbereiding in Kroatië en een zware poulefase op Sicilië en Sardinië sneuvelt de Europees kampioen in de achtste finale tegen Duitsland. In Milaan nog wel, de stad van Gullit, Rijkaard en Van Basten. Het is al die weken chaos troef en Beenhakker vertelt vrolijk dat ‘zeventig procent van alle ellende tijdens dat toernooi nooit naar buiten is gekomen’.
In 2011 komt hij daar in VI op terug. ‘Het blijft een dilemma om alles te vertellen over dat WK. Zeg ik eerlijk. Laatst was Ruud Gullit op de tv en die zei: “We hadden er geen zin in, we wilden ermee stoppen, Bassie en ik”. Jahaa… Dat weet ik! Daar weet ik álles van. Ik heb datzelfde gesprek namelijk tijdens dat WK met Ruud gevoerd. En dat was heel bijzonder, kan ik je melden. Ik had nog nooit zoiets meegemaakt. Die drie wilden geen leidersrol. Bassie zei meteen: “Ik heb geen interesse, laat mij lekker voetballen”. Rijkaard ook: “Laat mij lekker voetballen”. En Gullit: “Ik kom net uit een blessure, ik heb genoeg aan mezelf”. Van die hele hiërarchie bleef helemaal niks over.’
Zijn grote frustratie is dat er geen band met de spelers ontstaat, iets waar Beenhakker zich altijd op kon laten voorstaan. ‘Het klinkt arrogant, maar ik ben er heel goed in om van die groep een geheel te maken. Ik krijg die gasten vaak prima door één deur. Juist ík had het in Italië ook moeten kunnen. Maar ik heb het niet voor elkaar gekregen. Ik werd helemaal gek van dat geouwetyfushoer over die Cruijff, alsof ze voor mij op dat WK waren. Ik ben daar een half uur uit mijn dak gegaan en ik heb gezegd, maar dan op een heel andere toon: Lieve jongens, je wil Cruijff? Zeg het maar. Ik ga naar huis.’

Andere verhoudingen
De relatie met Michels zal nooit meer zo zijn als voorheen. Ook in Amsterdam komen de verhoudingen anders te liggen. Met Van Gaal als zijn assistent wordt Ajax tweede op doelsaldo en dan komt in september 1991 ineens weer een telefoontje van Ramón Mendoza. Of hij als technisch manager wat hulp kan bieden aan trainer Radomir Antic. Beenhakker voelt zijn rusteloze hart weer opspelen. Het is Madrid. ‘Soms wil ik boven zijn als ik beneden ben, wil ik naar buiten als ik binnen ben. Ik word er soms zelf ook een beetje moe van.’
In Amsterdam steekt een orkaan van woede op. ‘Hij liet ons in de steek’, zegt penningmeester Arie van Os later. Voorzitter Michael van Praag verbergt zijn woede, omdat hij weet dat Beenhakker in scheiding ligt en er een oplossing moet komen. Ajax eist dat de coach 250 duizend gulden betaalt en omdat Mendoza geen krimp geeft, moeten die uit eigen zak komen. Ook dat nog.
De ene keer verlangt hij terug naar huis en vervolgens heeft hij het weer helemaal gehad met Nederland. Dan wordt zijn reizigersbloed weer warm
Beenhakker lijkt steeds vaker getergd. Dan zucht hij diep en vertelt waarom hij een beetje moe wordt van al die betweters in Nederland. Don Leo heeft voor zijn eigen gevoel nu wel genoeg bewezen, snap je? Anders haalt Madrid je echt niet terug. In februari ’92 keert Beenhakker ‘tegen zijn zin’ terug op de trainersstoel. Antic is ontslagen. Maar er is nog van alles te winnen. De dubbel bijvoorbeeld. Het seizoen eindigt in een ongekende tweestrijd tussen Real Madrid en Barcelona. Tussen Beenhakker en Cruijff dus ook. Real Madrid moet de laatste wedstrijd naar Tenerife, waar Valdano inmiddels trainer is. Binnen een week stort Beenhakkers droom compleet in. Tenerife buigt een 0-2 achterstand om in een 3-2 overwinning en in de bekerfinale is stadgenoot Atlético Madrid met 2-0 te sterk. De bravoure van Beenhakker is even ver te zoeken.
Het is een nieuw keerpunt in zijn carrière als trainer. Dertien jaar lang liep Beenhakker op de toppen van zijn tenen en werkte hij met de beste spelers van Nederland en Spanje. Dat niveau haalt hij vervolgens een tijdje lang niet meer. Grasshoppers is zijn volgende bestemming en daarna volgen Saoedi-Arabië, Club América, Istanbulspor, Guadalajara en Vitesse. Ook wordt hij een veelgeprezen columnist van Voetbal International. In tegenstelling tot zo veel anderen schrijft Beenhakker die stukken zelf. De wereldburger heeft altijd zijn verhaal klaar. De ene keer verlangt hij terug naar huis en vervolgens heeft hij het weer helemaal gehad met Nederland. Dan wordt zijn reizigersbloed weer warm. De KLM kon zijn Air Miles niet meer bijhouden, veronderstelt Beenhakker.

Het telefoontje
Na vijf onrustige jaren komt eind oktober 1997 het telefoontje, waar hij al zijn hele leven op had gewacht. Jan D. Swart aan de lijn. Met de vraag, namens voorzitter Jorien van den Herik, of Leo weer naar Zuid wil komen. Er is werk aan de winkel bij Feyenoord.
De ultieme droom krijgt vorm. ‘Ik kwam weer thuis’, zegt Beenhakker daarover in zijn biografie. ‘Ik kwam weer thuis, ja! Nog jaren daarna ben ik achtervolgd als ik weer eens van werkgever veranderde. Van domme mensen die er geen reet van begrijpen. En die, naar ik denk, zelf geen ambities of idealen hebben of ooit maar iets hebben gewonnen in hun leven… Rot op!’
Dat moest er kennelijk even uit, in het boek. Beenhakker debuteert met ‘een mooie, strakke 0-0’ tegen Volendam. En daarna tegen De Graafschap ‘weer een strakke 0-0’. Maar de trainer heeft de steun van journalist Jan D. Swart die de Feyenoord-krant uitgeeft. Dat helpt. De teleurstellende vierde plaats wordt Beenhakker niet aangerekend en in zijn tweede seizoen staat het team er ineens. Met Dudek, Van Gobbel, Konterman, Van Wonderen, Tininho, Bosvelt, Van Gastel, Kalou, Tomasson, Van Vossen en Cruz.
Hij wist dat-ie geen voetballer, maar trainer zou worden en nu heeft hij hetzelfde bereikt als Ernst Happel en Willem van Hanegem
Zes overwinningen op rij zorgen voor een glorieuze competitiestart. Beenhakker ontsteekt in een lichte euforie als Feyenoord in Duitsland met 1-3 van VfB Stuttgart wint. Een Duitse verslaggever vraagt hem naar de staat van het Duitse voetbal en Beenhakker reageert met een wedervraag: ‘Haben Sie eine Stunde?’ Twee weken later wint Stuttgart in Rotterdam met 0-3. Later erkent hij: ‘Arrogantie levert nooit wat op. Ik had het moeten weten.’
Maar die landstitel nemen ze hem niet meer af. Zes wedstrijden voor het einde van de competitie is het zover. De magie van een uitzinnige Kuip bedwelmt hem. Zijn gedachten gaan terug naar de vroege jaren vijftig, toen hij aan de hand van zijn vader de tribunes beklom. Alle grote namen uit het verleden liggen in zijn geheugen opgeslagen, want Leo uit Charlois zag ze allemaal met eigen ogen voetballen. Van Cor van der Gijp en Henk Schouten tot Coen Moulijn en Ove Kindvall. Hij wist dat-ie geen voetballer, maar trainer zou worden en nu heeft hij hetzelfde bereikt als Ernst Happel en Willem van Hanegem.

De titel van 1999 zou achttien jaar lang de laatste zijn in de geschiedenis van de club. Minder dan een jaar later neemt hij toch weer ontslag, omdat hij ‘geen vooruitgang meer bespeurt’ in het elftal. Beenhakker vindt een nieuw thuis in Amsterdam, dit keer in De Arena. Alsof het een vanzelfsprekend is, gaat hij bij Ajax aan de slag als directeur. Maar als eind 2002 de relatie met zijn vriendin Saskia na vijftien jaar stukloopt, voelt Beenhakker zich ontheemd in zijn woning in Tienhoven. ‘Ik had er niks meer mee en moest voor mijn gevoel weg. Een slinger aan mijn leven geven om het een plekje te kunnen geven. Was het vluchten? Ja, dat was het! Mag ik?’
Opnieuw het buitenland dus. Werken als therapie. Bij Club América in Mexico en de voetbalbond van Trinidad & Tobago. Beenhakker realiseert het onmogelijk geachte door het kleine land naar het WK van 2006 in Duitsland te loodsen. We zien hem nog staan in Nürnberg, vlak voor de wedstrijd tegen Engeland. Beenhakker positioneert zich zodanig dat de Britse sterren hem wel moeten opmerken. Hij draagt een wit pak. Een wit overhemd en waarschijnlijk ook witte sokken. De haardos is grijswit geworden door de zon. Hij zuigt aan een sigaar en David Beckham geeft hem een high five.
‘Toen ik in 2009 terugkwam en de naam Van den Herik liet vallen, zag ik klotsende oksels, rooie vlekken en gingen ze ineens stotteren. Ik was dus van de verkeerde kleur’
Op het wereldtoneel is hij in zijn element. Het bereiken van het EK in 2008 met Polen wordt de laatste tastbare prestatie van Beenhakker. Later heeft hij nog bestuurlijke functies bij Feyenoord, Ujpest FC en Sparta Rotterdam. Beenhakker heeft als coach 83 interlands op zijn naam, maar hij won nooit een wedstrijd op een eindronde. Hij stond aan de lijn bij 63 Europa Cup-wedstrijden en (met Club América) acht wedstrijden in de Copa Libertadores. Het aantal competitiewedstrijden bedraagt 919, waarvan de meeste met Real Madrid (139), Veendam (138) en Ajax (129). Zes landstitels, keurig verdeeld over Spanje en Nederland, sieren zijn palmares dat verder overigens weinig hoogtepunten telt.
Veel dierbaarder dan zijn prestaties is hem de vriendschap die hij vond. Als Beenhakker in januari 2011 te horen krijgt dat Feyenoord hem ‘te oud’ vindt voor een nieuw contract als technisch directeur, komen er diepgewortelde emoties bij hem los. ‘Het is een litteken voor het leven’, zegt hij later dat jaar.
De man van Hand in hand, kameraden staat er nu helemaal alleen voor. Terugblikkend vertelt Beenhakker: ‘Het gekke is: het is voorbij, maar het is niet af. De manier waarop ik ben weggegaan bij Feyenoord… Héél wrang dat je na een carrière van 46 jaar bij je eigen club op zo’n wijze afscheid moet nemen. Ze hebben me op mijn ziel getrapt. Ik weet dat ik te lastig voor ze ben geweest. De huidige leiding heeft successievelijk alle mensen die maar enigszins gerelateerd waren aan de periode-Van den Herik geëlimineerd. Ik heb met Van den Herik een fantastische tijd gehad: 1997-2000. Hij liet me mijn gang gaan, hij zorgde dat die spelers er konden komen, hij liet me werken, ik heb het waargemaakt. Toen ik in 2009 terugkwam en de naam Van den Herik liet vallen, zag ik klotsende oksels, rooie vlekken en gingen ze ineens stotteren. Ik was dus van de verkeerde kleur.’

Hij bekent in 2011: ‘Ik vind het moeilijk om mijn leven nu in te vullen. De eerste maanden nadat ik gestopt was, waren niet de meest vrolijke van mijn bestaan, kan ik je melden. Dit is een vak dat je alleen maar goed kunt doen als je dat heel intensief doet en beleeft. Dat heeft bepaalde consequenties. Bijvoorbeeld dat je beseft dat dit een heel asociaal beroep is naar je omgeving. Je gezin, de kring om je heen. Daardoor heb je in deze fase van je leven een vrij beperkt sociaal leven. Eenzaam? Er zijn regelmatig momenten dat je je tijd niet kunt vullen, ja. En je maakt ook weleens een dag mee, waarop het heel lang duurt voordat het elf uur ’s avonds is. Dan ga je naar bed en denk je: Deze dag telt niet mee. Die is gewoon voorbijgegaan zonder iets of iemand. Vervlogen.’
Beenhakker neemt zich voor om nooit meer naar De Kuip te gaan. ‘Ik moet die mensen niet tegenkomen. Kan ik niet opbrengen. Ik ga d’r an, a’k d’r ben. Het zit zó diep. Ik weet niet hoe ik zou reageren als ik die mensen weer zag. Of ik hartkloppingen zou krijgen, agressief zou worden, emotioneel – ik weet het niet. Dat klinkt heel raar, dat klinkt heel overdreven en dat mag iedereen ook vinden, maar: zo diep zit het. Dit draag ik de rest van mijn leven met me mee.’
‘Het winnen, het verliezen, die kleedkamer, dat gras, die jongens om je heen. Daarvoor bestaat in dit leven, in deze maatschappij geen substituut. Nergens’
Zo intens beleeft hij het ondermaanse. Een bestaan waarin hij naar eigen zeggen ‘nog nooit heeft gewerkt, behalve tijdens het WK van 1990’. Een bestaan ook dat hem veel heeft geboden. ‘Het is het mooiste wat er is. Het winnen, het verliezen, die kleedkamer, dat gras, die jongens om je heen. Daarvoor bestaat in dit leven, in deze maatschappij geen substituut. Nergens. Je raakt het ook nooit kwijt.’
‘Het meest trots en voldaan ben ik dat ik al mijn ambities en dromen met heel veel hobbels en heel veel tegenslag heb kunnen waarmaken zonder mezelf te verloochenen. Nooit. Daar ben ik altijd heel erg mee bezig. Ik heb nooit de hoer gespeeld. Omdat ik geen concessies wilde doen aan mijn carrière en mezelf, heb ik ook domme dingen gedaan, vooral naar mijn gezin en mijn omgeving.’
In zijn biografie sluit Beenhakker af met een welgemeende boodschap. ‘Ik heb voor mezelf een prachtige carrière gehad en wat u ervan vindt, zal me een zorg zijn.’